Maak onderstaande opgave in je eentje.
Geef de uitkomst van de volgende logische expressies.
1. true AND false
2. false OR false
3. false AND true
4. true OR true
5. true OR false
6. NOT true
7. false AND false
8. false OR true
9. NOT false
10. true AND true
11. true AND (false OR true)
12. (true AND false) OR true
13. (NOT false) OR true
14. NOT (false OR true)
15. (NOT false) AND true
16. NOT (false AND true)
17. false OR NOT true
18. (true OR NOT false) AND (false OR true)
19. true OR (NOT false AND false) OR true
20. true OR NOT (false AND (false OR true))
21. true OR NOT (false AND false) OR true
22. false AND true AND false AND true
23. false OR true OR false OR true
24. true AND true AND true AND true
25. false OR false OR false OR true
26. ((NOT false OR false) OR NOT (true AND false)) AND (NOT true OR (true AND false))
27. (NOT false OR false) OR (NOT (true AND false) AND NOT (true OR (true AND false))
28. NOT false OR (false OR (NOT (true AND (false AND (NOT (true OR (true AND false)))))))
29. (5 > 4) AND (2 < 1)
30. (5 > 4) OR (2 < 1)
31. NOT (5 > 4) AND NOT (2 < 1)
32. NOT (5 > 4) OR NOT (2 < 1)
33. ((5 * 3) == 15) AND ((2 + 8) == (15 - 7))
34. ((8 / 2) == (1 * 1)) OR ((3 - 5) == (3 % 5))
35. ((5 + 3) == (3 + 5)) AND ((32 % 8) == ((3 * 5) - 15))
36. NOT (22 / 2 == 11 * 2)
37. (5 > (3 + 3)) AND (NOT (20 > (8 * 3)))
38. ((9 * 2) < (0 * -2)) OR (((3 > 3) / 1) AND ((5 % 4) / 3 > 2))
39. Wat komt er uit bovenstaand schema als je de volgende waarden invult: A = 5, B = 8, C = 4, D = 1.
40. Wat komt er uit bovenstaand schema als je de volgende waarden invult: A = 1, B = 1, C = 1, D = 1.
41. Wat komt er uit bovenstaand schema als je de volgende waarden invult: A = 3, B = 7, C = 2, D = 2.
42. Het schema bevat één uitkomst die je nooit kunt bereiken, welke waarden je ook invult voor A, B, C en D. Welke uitkomst is dat en waarom?
Stel dat we drie personen hebben waarvan we de leeftijd en de lengte weten: Peter, Miranda en Sean. We geven hun leeftijd dan aan met Peter.Leeftijd, Miranda.Leeftijd en Sean.Leeftijd en hun lengte met Peter.Lengte, Miranda.Lengte en Sean.Lengte.
Geef de logische expressies die antwoord geven op de vraag:
43. of Miranda groter is dan Peter
44. of Sean groter is dan Miranda
45. of Peter jonger is dan Sean
46. of Miranda ouder is dan Sean
47. of Peter langer en ouder is dan Miranda
48. of Sean kleiner is dan Miranda en ouder dan Peter
49. of Peter ouder is dan Miranda en of Sean groter is dan Peter
50. of Miranda ouder is dan zowel Sean als Peter
51. of Peter kleiner en langer is dan zowel Sean als Miranda
52. of Peter ouder is dan Miranda en Sean samen
53. of Sean exact twee keer zo groot is als Miranda en Peter samen.
54. Los het onderstaande logigram op.
1. Peter is kleiner dan Miranda en kleiner dan Dirk die groter is dan
Miranda.
2. Wiskunde is niet het favoriete vak van één van de jongens. De oudste
leerling vindt programmeren leuk.
3. De jongste leerling is niet het kleinst en houdt niet van wiskunde of
databases. Sean en Robert zijn samen twee keer zo oud als Peter.
4. De langste leerling houdt van hardware. Hij is niet ouder dan de twee
jongens die kleiner zijn dan 1 m 80.
5. Dirk heeft een hekel aan talen, net als Robert die jonger is dan Dirk en
vijf centimer kleiner dan Miranda.