In deze les leren we de volgende begrippen:
Een statement waarmee je aan de compiler vertelt dat je een variabele wilt gaan gebruiken. Bij de declaratie geef je de naam van en het type van de variabele op.
Een uitdrukking die een som of een vergelijking uitdrukt. We maken
onderscheid tussen rekenkundige expressies, bijvoorbeeld 5 + 2
en myInput / 3
, en logische expressies, bijvoorbeeld
myInput > 2
.
We spreken van initialisatie als je een variabele meteen bij de
declaratie een waarde meegeeft, bijvoorbeeld int myProduct = 1;
Een symbool dat aangeeft welke bewerking je uit wilt voeren op een getal
of variabele. De meeste operatoren zijn rekenkundig (+ - * / % ++ --
) of logisch (&& || > <
), maar we kennen ook
operatoren die niet in één van die twee categoriën vallen (>>
<< ?: typeof ,
).
Daarnaast kunnen operatoren unair, binair of tertiair zijn, wat aangeeft op
hoeveel getallen ze werken. Bijvoorbeeld, unair: i++
,
i--
, -2
; binair: 5 + 3
, i &&
j
, i, j
; tertiair: i ? 0 : 1
.