1. Schrijf een programma dat de gebruiker telkens om een getal vraagt. Na elke invoer schrijft het programma de som van de tot dan toe ingevoerde getallen naar het scherm. Vervolgens krijgt de gebruiker de keuze uit de volgende drie opties: a. voer nog een getal in, b. begin opnieuw (zet de som op 0) of c. beëindig het programma.
2.Schrijf een programma dat telkens het volgende menu laat zien:
(N)oord
(O)ost
(Z)uid
(W)est
(E)inde
Als de gebruiker op E drukt, dan stopt het programma. Als de gebruiker op N, O, Z of W drukt, dan verplaatst hij zich in de bijbehorende richting. Geef na elke stap aan waar de gebruiker zich bevindt ten opzichte van de uitgangspositie.
Voorbeeld
De gebruiker voert in: N, N
Zijn positie is: 2 noord
De gebruiker voert in: N, O
Zijn positie is: 1 noord, 1 oost
De gebruiker voert in: N, Z, O, W
Zijn positie is: centrum
De gebruiker voert in: N, Z, Z, W
Zijn positie is: 1 zuid, 1 west